Afasie, ofwel moeite met taal, is een veel voorkomend probleem bij mensen met dementie. We kennen grofweg twee soorten van taalstoornissen: de expressieve en de receptieve vorm.
 
Bij de expressieve vorm weten mensen wél wat ze willen zeggen, en is er een normaal begrip van taal. Zij zijn alleen niet in staat om hun gedachten in woorden om te zetten. De hersenen kunnen spraakbewegingen van tong, kaak en lippen niet meer goed coördineren. Ze begrijpen de taal wel en willen ook antwoorden. Vaak kunnen mensen moeilijk beginnen met spreken, duurt het lang voordat er een woord is gevonden en worden er andere woorden gebruikt dan de bedoeling is. Dit is vaak erg frustrerend en tragisch, want dat betekent dat persoonlijke gesprekken voeren en emoties uiten bijna niet meer mogelijk is. Praten met elkaar vraagt nu veel geduld. Zorg voor een rustige omgeving. Geluiden van een radio of televisie of ander achtergrondlawaai zijn storend. Maak eerst oogcontact, en neem de tijd voor een gesprek. 
 
Je kan op allerlei manieren een gesprek voeren en hen helpen hun gevoelens te uiten, als je dat maar in vragende vorm doet, en vragen stelt waarop iemand met “Ja” of “Nee” kan antwoorden: “Wilt u naar het toilet?” of “Bent u uw zakdoek kwijt?” Je kunt bijvoorbeeld geen waarom vragen stellen zoals “waarom huil je nu?” De afatische persoon kan hier geen antwoord op geven, terwijl hij het van binnen goed weet. Je kan dan beter vragen stellen zoals: “ik kan me voorstellen dat je erg moe bent, is dat zo?” of “voel je je ongelukkig hierdoor?”.  
 
Bij de receptieve vorm zijn mensen de taal cq. de woorden niet meer machtig. Spreek dan vooral met gebaren, en dan ook nog een beetje overdreven. Huilen kan je bijvoorbeeld uitbeelden door uit je ogen met je vingers tranen langs het eigen gezicht te laten lopen en erbij te snikken. En dingen aanwijzen kan ook goed werken: “het is mooi weer, kijk de zon schijnt” en dan naar buiten wijzen. Wanneer iemand nog wel kan lezen, kan je korte woorden op papier schrijven. Of videobeelden gebruiken met wandelende mensen op de TV en dan vragen: “gaan we wandelen?”. In hun geheugen zitten vaak nog wel de oude taalpatronen. Deze zijn ontwikkeld in bepaalde omgevingen tijdens hun jeugd. Door hiervan beelden op te roepen, kunnen mensen met afasie soms een écht bijpassend verhaal, goed vertellen.

Mensen met deze vorm van afasie spreken wél en soms ook veel, maar voor de luisteraar is het brabbeltaal of steeds eenzelfde riedeltje zoals “1,2,3”,  “Hé, kom eens hier”, “Wat gebeurt er?” Vaak tot vervelends toe. Wat verteld wordt is dikwijls onlogisch en onbegrijpelijk. Soms worden woorden volstrekt door elkaar gegooid en ontstaat een ‘woordsalade’. Zelf denken ze echter ‘in hun hoofd’ dat ze iets zinnigs zeggen zoals: “Ik moet naar het toilet” of “Waar blijven mijn kinderen?”

Voor de familie en verzorgers is dit lastig om mee om te gaan omdat de betrokkene hen omgekeerd vaak ook niet begrijpt. Toch is gezellig sociaalcontact goed mogelijk. Zo zat ik een keer tijdens een dagje uit met de dagopvang bij een man in een roeibootje. Hij sprak onsamenhangend. Wanneer hij iets zei, dan reageerde ik associatief op een kernbegrip uit zijn verhaal. "Aah kamelen, vindt u dat mooie dieren?" of "Kinderen zegt u, heeft u kinderen?". Hij reageerde daar dan weer op. Zo ging dat heen en weer. We kletsten honderd uit. Toen we uit het bootje stapten, bedankte hij voor het plezierige gesprek!
 
Geef de communicatie met iemand met afasie nooit op! Het is belangrijk dat je blijft proberen met elkaar te `praten`. Communicatie is voor alle mensen van levensbelang; ook voor mensen met afasie! Veel mensen hebben baat bij begeleiding van een logopedist. Zij kunnen uitzoeken welke vorm van afasie de persoon heeft en adviseren welke hulpmiddelen relevant kunnen zijn. Voor sommigen helpt het om wat gebarentaal te leren, anderen hebben baat bij gelamineerde kaarten om mee te communiceren. Ook draagbare computers waarop digitaal woorden en zinnen staan opgeslagen kunnen de communicatie helpen. 
 
Door optimaal gebruik te maken van de communicatiemogelijkheden die iemand nog wel heeft, kan de omgeving toch communiceren met iemand met afasie. Zo heb ik kort geleden de CRDL [krād’l] ontdekt. Dat is een nieuw, uniek instrument dat kan helpen bij het maken van écht contact zonder dat je hoeft te spreken. Wanneer twee of meer personen elkaar én het instrument aanraken (strelen, tikken, wrijven, zachtjes knijpen of kloppen), dan produceert de CRDL geluiden en klanken. Dit zijn geluiden die permanent in het geheugen opgeslagen zijn. Archetypische geluiden van alle tijden en die iedereen kent. Denk aan het ruisen van de zee, vogelgekwetter, kirren van baby’s en geluiden van spelende kinderen. Via menselijke warmte en fysiek contact maak je ‘muziek’.
 
Heel bijzonder!
 
Zo kan je ervaren dat demente mensen die vrijwel nooit praten, waar contact niet meer mogelijk leek, plotseling een heel verhaal uit hun jeugd en jonge volwassenheid gaan vertellen.

dr. Anneke van der Plaats
 
Zij is sociaal geriater en co-auteur van:
De wondere wereld van dementie
Het demente brein. Omgaan met probleemgedrag.
Meer kwaliteit van leven. Integratieve persoonsgerichte dementiezorg.
De dag door met dementie
    15-09-2015 00:00